wanmand
- wan·mand
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wanmand | wanmanden |
verkleinwoord | wanmandje | wanmandjes |
- (landbouw) gevlochten schaal bestemd om graan te zuiveren van kaf door het in de wind op te werpen en weer op te vangen
- Mijn buurman stond op zijn zolder, mede aan de achterzij van zijn huis, met een groote wanmand voor 't open venster te schudden en te blazen. [2]
- Het woord 'wanmand' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Cremer, J.J.Romantische werken. Deel III. (1878) D. Noothoven van Goor, Leiden; p. 224; geraadpleegd 2018-09-06