ruit
- ruit
- In de betekenis van ‘vensterruit’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1]
- In de betekenis van ‘scheef vierkant’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1447 [1]
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1253 [1]
- [2] [3] [4] [5] [6] [7]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ruit | ruiten |
verkleinwoord | ruitje | ruitjes |
- (techniek), (bouwkunde) lucht- en waterdichte, maar lichtdoorlatende glasplaat als afsluiting van een venster
- De ruit van dubbelglas, heeft een betere warmte-isolatie.
- (wiskunde) vierhoek waarvan de zijden gelijk in lengte zijn
- Een vierkant is een bijzondere vorm van een ruit.
- (textiel) kraanoog of kraanoogkeper
- (heraldiek) van de vormen van een wapenschild
- (spel) figuur uit een kaartspel, ♦
- (bloemplanten) geslacht Thalictrum van overblijvende planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae ), wereldwijd verspreid over alle gematigde gebieden. In Europa komen ongeveer 15 soorten voor, twee ervan, de poelruit (Thalictrum flavum ) en de kleine ruit (Thalictrum minus ) zijn ook in België en Nederland te vinden
- [2] vierkant
- achterruit, adderruit, akoleiruit, autoruit, averuit, bakkersruit, draadglasruit, draadruit, dubbelruit, eenruiter, etalageruit, geruit, glasruit, instelruit, kachelruit, lantaarnruit, madrasruit, micaruit, montageruit, schuifruit, slingerruit, spiegelruit, spitsruit, steenruit, vensterruit, voorruit, waterruit, winkelruit, witruit, zeefruit, zijruit
- gewone ruitgalmug, ruit op, ruitachtig, ruitbeschadiging, ruitbreuk, ruitdak, ruitdessin, ruiten, ruitenaas, ruitenacht, ruitenaftroever, ruitenbeek, ruitenberg, ruitenblad, ruitenboer, ruitenbreker, ruitendrie, ruitengewelf, ruitenheer, ruitenkleur, ruitenlood, ruitennegen, ruitenradar, ruitenslag, ruitensnit, ruitensproeier, ruitenstart, ruitenstelsel, ruitenstruik, ruitentikken, ruitentikker, Ruitenveen, ruitenveger, ruitenverliezer, ruitenvork, ruitenvrouw, ruitenwasser, ruitenwisser, ruitenzaad, ruitenzalf, ruitenzes, ruitenzeven, ruiter, ruitfamilie, ruitgalmug, ruitjesblok, ruitkever, ruitkrokodil, ruitmicrometer, ruitmotief, ruitnoot, ruitontdooier, ruitpatroon, ruitpython, ruitpythons, ruitrandwants, ruitreiniger, ruitschade, ruitscherm, ruitschouw, ruitsgewijs, ruitsleutel, ruitspanner, ruitsteen, ruitster, ruituil, ruitverband, ruitverdeling, ruitverwarmer, ruitvlek, ruitvorm, ruitvormig, ruitwagen, ruitwater, ruitzaad, ruitzalf, ruitzalmen
- [1] glas, kunstglas, lamp, perspex, raam, raamkozijn, venster
- [2] rombus, tartan, veelhoek, vierhoek, vierkant, vlieger
- [4] blazoen, wapenschild
- [5] hart, klaver, schop
1. een glazen plaat in een venster
2. een vierhoek waarvan de zijden gelijk in lengte zijn
3. kraanoog
4. wapenschild
vervoeging van |
---|
ruien |
ruit
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruien
- Jij ruit.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ruien
- Hij ruit.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ruien
- Ruit!
vervoeging van |
---|
ruiten |
ruit
- Het woord ruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ruit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 1,2 "ruit" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ruit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ruit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ruit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ruit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ruit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ ruit op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be