parallellogram
- Geluid: parallellogram (hulp, bestand)
- IPA:
- (Nederland) /paralɛloˈɣrɑm/
- (Vlaanderen) /pɑrɑlɛloˈʝrɑm/
- pa·ral·lel·lo·gram
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘meetkundige figuur’ voor het eerst aangetroffen in 1615 [1]
- afgeleid van parallel met het achtervoegsel -gram [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | parallellogram | parallellogrammen |
verkleinwoord | parallellogrammetje | parallellogrammetjes |
het parallellogram o
- (wiskunde) een vierhoek waarvan de overstaande zijden evenwijdig zijn
1. (wiskunde) een vierhoek waarvan de overstaande zijden evenwijdig zijn
- Het woord parallellogram staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "parallellogram" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "parallellogram" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ parallellogram op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
parallellogram g
parallellograms | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | parallellogram | parallellogrammen | parallellogrammer | parallellogrammerna |
genitief | parallellograms | parallellogrammens | parallellogrammers | parallellogrammernas |