Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: geruid
  • ge·ruit
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen geruit geruiter geruitst
verbogen geruite geruitere geruitste
partitief geruits geruiters -

geruit

  1. met een ruitjespatroon, zo geweven dat een patroon van rechthoeken zichtbaar is
    • Hij droeg een geruit houthakkershemd. 
  2. (heraldiek) (van het schild) door elkaar kruisende lijnen in ruiten verdeeld die beurtelings van metaal of kleur zijn
vervoeging van: ruiten…
verbogen vorm: geruite

geruit

  1. voltooid deelwoord van ruiten
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]