vierkant
- vier·kant
- samenstelling van vier en kant [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vierkant | vierkanten |
verkleinwoord | vierkantje | vierkantjes |
het vierkant o
- (wiskunde) geometrische tweedimensionale vorm, bestaande uit 4 gelijke hoeken van 90 graden en 4 zijden met gelijke lengte
|
- lijn, driehoek, vierhoek, vijfhoek, zeshoek, cirkel, kubus, piramide, geometrie, meetkunde, polygoon
1. geometrische tweedimensionale vorm, bestaande uit 4 gelijke hoeken van 90 graden en 4 zijden met gelijke lengte
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vierkant | vierkanter | vierkantst |
verbogen | vierkante | vierkantere | vierkantste |
partitief | vierkants | vierkanters | - |
vierkant
- met de vorm van een vierkant
- Vierkante tafel, vierkante meter.
1. met de vorm van een vierkant
vierkant
- onverzettelijk, geheel en al
- Ergens vierkant achter staan
Iets geheel steunen of onderschrijven
- «Ik sta er vierkant achter.»
- Iemand vierkant uitlachen
Iemand heel hard uitlachen
vervoeging van |
---|
vierkanten |
vierkant
- enkelvoud tegenwoordige tijd van vierkanten
- gebiedende wijs van vierkanten
- Het woord vierkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vierkant" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be