• recht·hoek
  • In de betekenis van ‘vierhoek met rechte hoeken’ voor het eerst aangetroffen in 1659 [1]
  • samenstelling van  recht  en  hoek 
enkelvoud meervoud
naamwoord rechthoek rechthoeken
verkleinwoord rechthoekje rechthoekjes

de rechthoekm

  1. (wiskunde) een vierhoek met vier rechte hoeken
    • Een computerscherm heeft de vorm van een rechthoek. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]