• glas·ruit
enkelvoud meervoud
naamwoord glasruit glasruiten
verkleinwoord glasruitje glasruitjes

de glasruitv / m [1]

  1. een glazen plaat die men normaliter gebruikt in een venster; ruitvormig stuk glas
     Het had een glasruit bovenop en was ook een postzegel-schilderij.[2]
     Hij mocht daarvoor Zaterdagsavonds wat verf klaarmaken, een tikje van dit en een tikje van dat; hij schikte ze met een tempermes op de rand van een stuk glasruit, nam het mee naar huis en borg het zoolang in zijn kastje.[3]