loper
- lo·per
- Naamwoord van handeling van lopen met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loper | lopers |
verkleinwoord | lopertje | lopertjes |
de loper m
- iemand die loopt of rent:
- Wie de 10 km niet in circa 60 minuten kan lopen, wordt als beginnende loper beschouwd.
- ▸ Overal ter wereld was de lokale bevolking gastvrij en verwelkomde vermoeide lopers met een warme kop thee of een bed voor de nacht.[2]
- een sleutel waarmee een hele serie verschillende sloten geopend kunnen worden
- een woord dat weliswaar in elke zin past, maar weinig zegt; passe-partout(woord)
- (schaak) een schaakstuk dat zich slechts diagonaal verplaatsen mag
- ▸ Wit kreeg de e-lijn in zijn bezit en kwam met een loper binnen op d7 zodat er geen zwarte toren meer op e8 kon komen.[3]
- een langgerekt stuk vloerbedekking:
- De rode loper voor iemand uitrollen.
- een tafelkleed dat als een strook op de tafel wordt gelegd
- (gereedschap) een stuk gereedschap waarmee stoffen op een wrijfplaat fijngewreven worden
- Voor het maken verf wrijf je met een loper het pigment fijn.
- [2] moedersleutel
- [4] raadsheer
- [1] mannelijke vorm van loopster
- [7] wrijfplaat
2. een sleutel waarmee een hele serie verschillende sloten geopend kunnen worden
4. een schaakstuk dat zich slechts diagonaal verplaatsen mag
- Het woord loper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ loper op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ “Thuis tegen Hoogland2, houden zij de eer hoog.....?”, Schaakvereniging Houten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be