• hoe·ren·lo·per
enkelvoud meervoud
naamwoord hoerenloper hoerenlopers
verkleinwoord hoerenlopertje hoerenlopertjes

de hoerenloperm

  1. (informeel) een man die een prostituee bezoekt
    • De politie wil iets doen aan de agressieve hoerenlopers. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]