oeverloper
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: oeverloper (hulp, bestand)
- IPA: / ˈuvərˌlopər / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- oe·ver·lo·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oeverloper | oeverlopers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de oeverloper m
- (steltloperachtigen) bepaald soort kleine vogel uit het palearctisch gebied, Actitis hypoleucos uit de familie der strandlopers en snippen (Scolopacidae )
- (kevers) bepaald soort tor, Nebria brevicollis uit de familie loopkevers (Carabidae ) met een zwarte kleur met een iets metaalachtige glans
Hyperoniemen
- oeverlopers, strandlopers en snippen, steltloperachtigen, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
Verwante begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
- Indien oeverloper wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep oeverlopers zie dan Hyponiemen oeverlopers
Vertalingen
1. bepaald soort kleine vogel uit het palearctisch gebied, Actitis hypoleucos
Meer informatie
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord oeverloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.