snip
- snip
- van Middelnederlands snippe, in de betekenis van ‘steltloper’ aangetroffen vanaf 1280 [1] [2] [3] [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snip | snippen |
verkleinwoord | snipje | snipjes |
- (steltloperachtigen) benaming voor vogels uit de familie Scolopacidae
- (informeel) bankbiljet van honderd gulden
|
- gele snipvlieg, gewone snipvlieg, kleine snipvlieg, ongevlekte snipvlieg, snipachtig, snippenjacht, snipsnaarderij, snipsnap, snipverkouden, snipvlieg
1. benaming voor vogels uit de familie Scolopacidae
- Het woord snip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snip" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "snip" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ snip op website: Etymologiebank.nl
- ↑ snip op website: Etymologiebank.nl
- ↑ snip op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be