grutto
- grut·to
- In de betekenis van ‘steltloper’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1770 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grutto | grutto's |
verkleinwoord | gruttootje | gruttootjes |
de grutto m
- (steltloperachtigen) bepaald soort weidevogel en een van de grootste steltlopers, Limosa limosa
- grutto's, strandlopers en snippen, steltloperachtigen, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- Indien grutto wordt beschouwd als individu van de familie of andere groep grutto's zie dan Hyponiemen grutto's
1. bepaald soort weidevogel en een van de grootste steltlopers
- Het woord grutto staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "grutto" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
27 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "grutto" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be