naaktloper
- Geluid: naaktloper (hulp, bestand)
- naakt·lo·per
- Naamwoord van handeling van naaktlopen met het achtervoegsel -er
- samenstelling van naakt en loper
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naaktloper | naaktlopers |
verkleinwoord |
- iemand die zich zonder kleren in de openbare ruimte begeeft
- Henk Boom lijkt niets te zijn ontgaan. Hij biedt vooral voer voor kunsthistorici, die complete congresdebatten over symboliek en metaforen kunnen teruglezen. We komen de schilder in het boek tegen als alchemist, rozenkruiser, vastenprediker, magiër, surrealist avant la lettre, psychiatrisch patiënt, lid van een geheime sekte van naaktlopers. [2]
- mannelijke vorm van naaktloopster
- Het woord naaktloper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naaktloper" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Marianne Vermeijden 15 april 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be