snelloper
- snel·lo·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | snelloper | snellopers |
verkleinwoord | snellopertje | snellopertjes |
de snelloper m
- dier dat snel loopt in het bijzonder:
- (kevers) bepaalde keversoorten uit de familie van de loopkevers (Carabidae)
- cilinder in een weefgetouw
- stopcilinderpers
- artikel dat erg goed loopt en daardoor snel is uitverkocht
- [2] loopkevers, kevers
|
- Het woord 'snelloper' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.