loopster
- loop·ster
- Naamwoord van handeling van lopen met het achtervoegsel -ster[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loopster | loopsters |
verkleinwoord | - | - |
de loopster v
- vrouwelijke vorm van loper, vrouw die loopt
- baanloopster, honkloopster, koploopster, langeafstandsloopster, marathonloopster, naaktloopster, nachtloopster, straatloopster, wisselloopster
- Het woord loopster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loopster" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be