• ko·nin·gin
enkelvoud meervoud
naamwoord koningin koninginnen
verkleinwoord koninginnetje koninginnetjes

de koninginv

  1. (regering) (adel) het vrouwelijk hoofd van een koninkrijk
  2. (adel) de vrouw van een koning
  3. (schaak) het sterkste schaakstuk
    • De koningin kan alle kanten op bewegen, inclusief achteruit gaan. 
  4. (figuurlijk) de belangrijkste, mooiste, indrukwekkendste vrouw of vrouwelijke figuur
     Plotseling verstijfde ik. Midden op het pad lag een reusachtige ratelslang te zonnen, de koningin van de woestijn.[2]
  5. (dierkunde), (imkerij) (bij sociaal levende insecten) vrouwtje dat nageslacht voor de hele kolonie voortbrengt
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. koningin op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • ko·nin·gin
enkelvoud meervoud
naamwoord koningin koninginne

koningin

  1. (regering) (adel) koningin
  2. (kaartspel) koningin, vrouw, dame
  3. (schaak) koningin, dame
  4. (dierkunde), (imkerij) koningin (bij sociaal levende insecten)