• rei·ne

reine

  1. verbogen vorm van de stellende trap van rein
93 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • Van het Latijnse regina over het Oud-Franse reina naar reine.
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   roi     le roi     rois     les rois  
vrouwelijk   reine     la reine     reines     les reines  

reine v

  1. (regering) (adel) koningin


  • rei·ne
Naar frequentie 14799

reine, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van rein

reine, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van rein


  • rei·ne

reine, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van rein

reine, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van rein


vervoeging van
reinar

reine

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reinar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reinar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van reinar