queen
- Geluid: queen (US) (hulp, bestand)
- IPA: /kwiːn/
- erfwoord Ontwikkeld uit Middelengels quene, queen, cwen, uit Oudengels cwēn, uit Germaans *kwēni-, verwant aan Nederlands kween “onvruchtbaar moederdier”, Deens, Noors, Zweeds kone “vrouw”, “echtgenote”. [1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
queen | queens |
queen
- (regering), (adel) koningin, het vrouwelijk hoofd van een koninkrijk
- (regering), (adel) koningin, de weduwe of echtgenote van de koning
- (schaak) dame [3]
- (kaartspel) vrouw [4]
- (dierkunde), (imkerij) voornaamste vrouwtje dat voor de voortplanting zorgt bij sociale insecten als bijen, mieren
- (figuurlijk) de belangrijkste, mooiste, indrukwekkendste vrouw of vrouwelijke figuur
- (lhbt) (pejoratief) (een zich opzichtig gedragende) homoseksueel, nicht
- (lhbt) verkorting van drag queen
queen
- overgankelijk tot koningin maken
- onovergankelijk zich als een koningin gedragen
- overgankelijk (schaak) tot dame promoveren (bij schaken)
- onovergankelijk (dierkunde) (imkerij) koningin, het voornaamste vrouwtje van een kolonie (bijen, mieren e.d.) worden
- overgankelijk (dierkunde) (imkerij) voorzien van een nieuwe koningin voor een kolonie (bijen, mieren e.d.)
- ↑ Weblink bron queen in: Oxford English Dictionary, second edition (1989) op oed.com