Knoflook.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knof·look
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kruiderij’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • Samenstelling van knof ("kloof", afgeleid van klieven) en look [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord knoflook -
verkleinwoord knoflookje knoflookjes

Zelfstandig naamwoord

knoflook m en o

  1. (plantkunde), (kookkunst), (voeding) Allium sativum  , een bolgewas dat familie is van ui en bieslook
Schrijfwijzen

Oude schrijfwijzen: knooplook (voor ong. 1800), knoplook

Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen