Nederlands

Uitspraak

(heteroniem)

Woordafbreking
  • look
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stijl in bijv. kleding’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1974 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord look looks
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de lookm

  1. de stijl in mode en uitstraling
    • Die nieuwe look staat je erg goed! 
Hyponiemen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord look loken
verkleinwoord lookje lookjes

Zelfstandig naamwoord

look m of o

  1. een lelieachtige plant van het geslacht Allium   waartoe o.a. knoflook en uien behoren
Anagrammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
luiken

look

  1. enkelvoud verleden tijd van luiken
    • Ik look. 
    • Jij look. 
    • Hij, zij, het look. 

Gangbaarheid

87 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen


Engels

vervoeging
onbepaalde wijs to  look 
he/she/it  looks 
verleden tijd  looked 
voltooid
deelwoord
 looked 
onvoltooid
deelwoord
 looking 
gebiedende wijs  look 

Werkwoord

look

  1. kijken


Veluws

Zelfstandig naamwoord

look

  1. look