loken
- lo·ken
de loken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord look
vervoeging van |
---|
luiken |
loken
- meervoud verleden tijd van luiken
- Wij loken.
- Jullie loken.
- Zij loken.
- Wij loken.
- Het woord loken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loken" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- lo·ken
loken, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van lok