• lock
enkelvoud meervoud
naamwoord lock locks
verkleinwoord - -

lock m

  1. (informatica) beveiligingsmechanisme waardoor apparatuur of programmatuur niet gebruikt kan worden totdat iemand die daartoe bevoegd is het weer vrijgeeft
     De registrar draagt dan zorg voor de authenticatie van de domeinnaamhouder bij het aanbrengen van het lock of het doorvoeren van wijzigingen.[1]
  2. (militair) plaatsbepaling met radar van een bewegend doel, die voldoende betrouwbaar is om dit met succes onder vuur te kunnen nemen
     Even later, om vijf over half acht, kreeg een Nederlandse piloot een lock op zijn eigen radarsysteem en meteen nadat hij toestemming had gekregen om het vuur te openen, drukte hij een van de drie grijze knopjes op zijn joystick in.[2]
ook afgeleid van Engels lock:
  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie
    Marc Groeneweg & Chris Faber
    “Registry lock vraagt om standaardisatie” (21 september 2020) op sidn.nl
  2.   Weblink bron
    Steven Derix
    “Nederland betaalt bijdrage uit post 'vredesoperaties' : MiG neerhalen kost een kleine miljoen gulden” (9 april 1999) op nrc.nl  


enkelvoud meervoud
lock locks

lock

  1. lock, slot, mechanisme voor afsluiting
vervoeging
onbepaalde wijs to  lock 
he/she/it  locks 
verleden tijd  locked 
voltooid
deelwoord
 locked 
onvoltooid
deelwoord
 locking 
gebiedende wijs  lock 

lock

  1. overgankelijk sluiten, op slot doen, afsluiten