• lock-out
enkelvoud meervoud
naamwoord lock-out lock-outs
verkleinwoord - -

de lock-outm

  1. (economie) collectieve actie van werkgevers waarbij bedrijven tijdelijk worden gesloten, zodat alle werknemers geen inkomsten meer hebben
     Het ging niet meer, zoals vroeger, om looneisen maar om de hele arbeidssituatie: het politiek en maatschappelijk bestel en het absolute gezag van de werkgevers werden de inzet. Er heerste een permanente onverzoenlijkheid tussen de klassen. De lock-out die de bedrijfsleiders vroeger een paar keren aarzelend hadden uitgeroepen was nu een gewoon verweermiddel.[2]
     Wall Street sloot november overigens ook met een fractioneel herstel af, in tegenstelling tot de beurzen in West-Duitsland die onder druk stonden van stijgende rente en sociale onrust (staalstaking en lock-outs).[3]
  1. lock-out op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Mijn land in de kering 1830-1980. Deel 1: Een ouderwetse wereld 1830-1914.”, 2e druk (1978), Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel, Amsterdam, p. 197
  3.   Weblink bron “Amsterdamse beurs ets in herstel bij geringe activiteit” (2 december 1978) op nrc.nl