afrolook
  • afro·look
  • uit het Engels, afgeleid van look met het voorvoegsel afro- [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord afrolook afrolooks
verkleinwoord

de afrolookm

  1. kapsel van bolvormig om het hoofd geknipt krullend haar
81 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[2]