stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vriezen
'vri.zə(n)
vroor
vrɔːr
gevroren
ɣə.'vrɔː.rə(n)
klasse 2

onregelmatig

volledig
  • vrie·zen
  • In de betekenis van ‘het heersen van vorst’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]