• freeze
enkelvoud meervoud
naamwoord freeze freezes
verkleinwoord - -

de freezem

  1. een keer dat iemand helemaal stil valt en niet meer beweegt; stokstijf stilstaan
  2. het gedurende een korte tijd stilleggen van de handel in een aandeel dat te grote koersschommelingen in een te korte tijd doormaakt
  3. (dans) 'beweging' bij breakdancen
  4. computercrash



vervoeging
onbepaalde wijs to  freeze 
he/she/it  freezes 
verleden tijd  froze 
voltooid
deelwoord
 frozen 
onvoltooid
deelwoord
 freezing 
gebiedende wijs  freeze 

freeze

  1. vriezen