ijzelen
- ij·ze·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ijzelen |
ijzelde |
geijzeld |
zwak -d | volledig |
ijzelen
- onpersoonlijk (meteorologie) het vallen van onderkoelde regen die eenmaal in aanraking met de grond bevriest
- Het ijzelde zo erg dat vele bomen onder het wicht van het ijs bezweken.
- Het woord ijzelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijzelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be