onweren
- on·we·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
onweren |
onweerde |
geonweerd |
zwak -d | volledig |
onweren
- onpersoonlijk (meteorologie) het plaatsvinden van het weerverschijnsel van bliksem en donder
- Met het onweren is de bliksem tien keer ingeslagen.
- ▸ Het onweert vaker 's middags of 's avonds. "Dat komt doordat de lucht gedurende de dag vaak opwarmt en het 's ochtends nog niet warm genoeg is om onweer te veroorzaken", zegt de woordvoerder van Weerplaza. Als het 's nachts onweert komt dat vaak doordat onweersbuien overwaaien uit buurlanden als België en Frankrijk.[1]
- onweersbeestje, onweersbui, onweerslucht, onweersteen, onweersvlaag, onweersvogel, onweerswolk, onweerszak
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
betrekken
• bliksemen
• dauwen
• donderen
• dooien
• gieten
• hagelen
• ijzelen
• miezeren
• misten
• motregenen
• nevelen |
de onweren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord onweer
- Het woord onweren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onweren" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Weblink bron “Dit is waarom het vaker onweert als het warmer wordt” (Vrijdag 24 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be