• vast·vrie·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vastvriezen
vɑst.vri.zə(n)
vroor vast
vrɔːr vɑst
vastgevroren
vɑstɣəvrɔːrə(n)
klasse 2

onregelmatig

volledig

vastvriezen

  1. ergatief door ijsvorming zijn beweeglijkheid verliezen
    • Zijn hand vroor eraan vast toen hij de brug zonder handschoenen aanraakte. 
     Er waren er die vertelden dat de nieuwe nylonkousen vast konden vriezen op de benen van de meisjes en dan los moesten worden gesneden.[1]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be