publiek
- pu·bliek
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘openbaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1548 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | publiek | publieken |
verkleinwoord | publiekje | publiekjes |
het publiek o
- een groep toeschouwers; groep bezoekers
- ▸ Huldiging: De spelersbus keerde gisteravond niet terug naar de Overijsselse stad. Morgen kunnen supporters de spelers toejuichen bij de huldiging. Het team maakt dan een rit langs de IJssel in een open bus. Publiek kan langs de route staan.[4]
- ▸ De deelnemers krijgen de gladiolen traditiegetrouw van het publiek aangeboden op de laatste dag van het wandelevenement. Met hun armen vol bloemen lopen ze de stad in over de Sint Annastraat, die dan voor even Via Gladiola heet. Dit jaar dus niet.[5]
- ▸ Het zeehondencentrum in Pieterburen is al sinds begin januari dicht voor publiek. Het personeel is bezig met de laatste voorbereidingen voor de verhuizing naar een modern onderkomen bij Lauwersoog. En daarvoor moesten de laatste zeehonden uit Pieterburen gisteren weg.[6]
- groep mensen in het algemeen
- ▸ Iedereen op Curaçao moet thuisblijven. De regering raadde de inwoners van het eiland aan om te hamsteren. De vervroegde avondklok heeft volgens de DMO-voorzitter niet tot grote ongeregeldheden geleid onder winkelend publiek.[7]
|
|
1. een groep toeschouwers
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | publiek | publieker | publiekst |
verbogen | publieke | publiekere | publiekste |
partitief | publieks | publiekers | - |
publiek
- vrij toegangelijk, openbaar
- wat het publiek aangaat
- Het is een publiek geheim dat ...
- publiekelijk, publiekgericht, publiekrecht, publiekrechtelijk, publieksactie, publieksboek, publieksenquête, publieksfilm, publieksgericht, publieksinformatie, publieksjury, publieksomroep, publieksonderzoek, publieksopkomst, publieksprijs, publiekstijdschrift, publiekstrekkend, publiekstrekker, publieksvoorlichting, publieksvriendelijk
- De publieke omroep.
1. vrij toegangelijk , openbaar
2. wat het publiek aangaat
- Het woord publiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "publiek" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ "publiek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tubantia Stefan Raatgever 19 mei. 2019 Duncan doet waar Nederland na 44 jaar naar smachtte
- ↑ Pfeiffer, Ilja Leonard"Grand Hotel Europa" 2018 ISBN 978-90-295-2622-7 pagina 407
- ↑
Weblink bron “Feest barst los in Deventer na winst Go Ahead Eagles: 'We gaan Europa in!'” (22 april 2025), NOS
- ↑
Weblink bron “Kweker heeft 300.000 gladiolen over door afgelasting Vierdaagse” (2 juni 2020), NOS
- ↑
Weblink bron “Pieterburen is echt (bijna) leeg na vrijlating Ollie en Brandy” (20 april 2025), NOS
- ↑
Weblink bron “Paniek op Curaçao door mogelijk eerdere aankomst tropische storm Bonnie” (29 juni 2022), NU.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be