• film·pu·bliek
enkelvoud meervoud
naamwoord filmpubliek filmpublieken
verkleinwoord

het filmpublieko

  1. de groep mensen die een film bekijken
     De jonge vrouwen hadden problemen met hun in die tijd modieuze hoeden, die onnodig veel wind vingen zodat ze ze moesten verankeren met sjaals om te zorgen dat ze niet overboord woeien. Of met de jonge luitenant die hun de hele tijd informeerde over de grondbeginselen van de regatta omdat hij niet begreep wie ze waren. Wat het filmpubliek natuurlijk al wist.[1]


  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044640496