• bio·scoop·pu·bliek
enkelvoud meervoud
naamwoord bioscooppubliek bioscooppublieken
verkleinwoord

het bioscooppublieko

  1. (filmkunst) de groep mensen die film bekijken in een filmzaal
     In de slag om de bezoeker doen de ketens het nog beter. Vorig jaar trokken Pathé, Kinepolis en Vue samen driekwart van alle bioscoopgangers naar hun zalen. En ook op dit vlak maakte het drietal de afgelopen jaren een gestage groei door. In 2015 koos nog minder dan 60 procent van het bioscooppubliek voor de drie ketens.[2]
     Rajinikanth wordt aanbeden door zijn fans en is een van de bestbetaalde acteurs in Azië. Als hij een klap uitdeelt in de film, dan begint het bioscooppubliek te gillen. Zoals eerder gezegd worden zijn posters en billboards overgoten met liters melk. Dit ritueel is bedoeld als zegening, maar leidt ook tot ophef.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Nog meer Nederlandse bioscopen in handen van buitenlandse ketens” (Donderdag 14 november 2019, 19:17), NOS
  3.   Weblink bron “De filmster die Indiërs aanbidden met duizenden liters melk” (Vrijdag 22 juli 2016, 21:05), NOS