uitgaanspubliek
- uit·gaans·pu·bliek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitgaanspubliek | uitgaanspublieken |
verkleinwoord |
het uitgaanspubliek o
- de mensen die voor hun plezier een uitgaansgelegenheid bezoeken
- ▸ Toch lijkt het seksueel grensoverschrijdende gedrag weinig invloed te hebben op het veiligheidsgevoel van het uitgaanspubliek. Een deel van de respondenten ziet dat gedrag als iets wat 'normaal' is. Slechts 14 procent van de vrouwen meldt seksuele intimidatie.[1]
- ▸ Uitgaanspubliek Meppel geniet van de sneeuw[2]
- Het woord uitgaanspubliek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Yfke Nijland en Yvonne Roerdink“'Mannen staan tijdens het uitgaan als groepjes hyena’s om vrouwen heen'” (Woensdag 10 oktober 2018, 17:10), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Uitgaanspubliek Meppel geniet van de sneeuw” (Zondag 16 december 2018, 08:19), NOS