doelpubliek
- Geluid: doelpubliek (hulp, bestand)
- doel·pu·bliek
- samenstelling van doel en publiek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | doelpubliek | doelpublieken |
verkleinwoord | - | - |
het doelpubliek o
- de groep mensen waarop men zich richt als publiek
- Het doelpubliek hiervan is voornamelijk de jonge professionelen.
- Het woord doelpubliek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.