publieksvoorlichting

  • pu·blieks·voor·lich·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord publieksvoorlichting publieksvoorlichtingen
verkleinwoord

de publieksvoorlichtingv

  1. de keer dat men een grote groep mensen ergens over informeert
     De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg vindt dat je mensen die acute zorg nodig hebben, op dat moment niet kan afrekenen op hun ongezonde gedrag. Maatregelen op dat gebied kunnen alleen na een uitgebreide publieksvoorlichting vooraf. En dan is het nog maar de vraag of dat effect heeft, zegt de Raad.[1]
     Het ministerie van Volksgezondheid zegt dat er in de publieksvoorlichting altijd op is gewezen dat het vaccin pas na twee weken optimaal zou werken. Op een webpagina van de Rijksoverheid staat dit inderdaad vermeld.[2]


  1.   Weblink bron “Zelf betalen voor onverantwoord gedrag?” (Donderdag 8 maart 2012, 12:56), NOS
  2.   Weblink bron
    Milena Holdert en Hanneke de Jonge
    “'Jongeren die gingen dansen na Janssen kunnen coronaschade verhalen op staat'” (Vrijdag 16 juli 2021, 18:59), NOS