• pu·bli·cist
enkelvoud meervoud
naamwoord publicist publicisten
verkleinwoord

de publicistm

  1. (beroep) iemand die teksten schrijft om ze openbaar te maken
    • Publicisten Dorine Hermans (twee kinderen) en Els Rozenbroek (één kind) geven als ‘vrolijke opvoedtantes’ antwoord op tal van vragen die lezers aan hen hebben gesteld voor hun rubriek in het blad Kek Mama. Wat te doen als je kind liegt, niet slaapt, ruziet met broer of zus, de hele dag wil gamen, niet naar school wil of huilt om niets? [2] 
    • Publicist W. D. moet een half miljoen euro betalen aan de moeder van de vermoorde M. V. Dat heeft de rechtbank in Haarlem besloten. D. werd begin augustus al veroordeeld tot hoge dwangsommen als hij bepaalde uitlatingen over de moeder niet zou rectificeren en van zijn website en Facebook zou halen. De rechter stelt nu vast dat D. zich niet volledig aan dit vonnis heeft gehouden.[3] 
    • Ze zou worden bijgestaan door de eveneens aanwezige controversiële publicist en journalist Joost Niemöller, die eerder een mede door Baudet ondertekende open brief schreef aan Donald Trump om een nieuw onderzoek te vragen naar de aanslag op MH17. [4] 
97 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard MAANDAG 25 SEPTEMBER 2017
  3. Tubantia Chris Klomp 02-oktober-17
  4. Volkskrant Frank Hendrickx 27 september 2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be