Nederlands

 
Grootoorvos in Zoo Krefeld
Uitspraak
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • groot·oor·vos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grootoorvos grootoorvossen
verkleinwoord grootoorvosje grootoorvosjes

Zelfstandig naamwoord

de grootoorvosm

  1. (roofdieren) Otocyon megalotis   Afrikaanse hondachtige. Beide namen slaan op de grote oren van het dier, waarmee hij ondergrondse geluiden kan opvangen en zo termieten en andere prooidieren kan opsporen. Ze behoren niet tot het geslacht Vulpes, en zijn dus geen 'echte' vossen
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie