dingo
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- din·go
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hondachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1869 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dingo | dingo's |
verkleinwoord | dingootje | dingootjes |
Zelfstandig naamwoord
dingo
- (roofdieren) Canis lupus dingo een verwilderde hond uit Australië die vermoedelijk afstamt van de Indische steppewolf (Canis lupus pallipes). Waarschijnlijk zijn ze door mensen zo'n 5000 jaar geleden als huisdier meegenomen. Ze zijn echter weer verwilderd en hebben zo als exoot een leefwijze ontwikkeld die sterk lijkt op die van wolven. Dingo's zijn een stuk kleiner dan wolven en hebben het gewicht van een middelgrote hond (10 tot 20 kilo)
Hyperoniemen
Verwante begrippen
- Afghaanse vos
- Afrikaanse wilde hond
- Arabische wolf
- Aziatische wilde hond
- alaskawolf
- andesvos
- azaravos
- Bengaalse vos
- boshond
- buffelwolf
- coyote
- Darwins vos
- Ethiopische wolf
- Europese wolf
- eilandvos
- falklandwolf
- fennek
- gestreepte jakhals
- goudjakhals
- goudvos
- grijze vos
- grijze vossen
- grootoorkitvos
- grootoorvos
- hond
- Iberische wolf
- Indische wolf
- jakhals
- jakhalzen
- Kaapse vos
- kitvos
- kortoorvos
- krabbenetende vos
- krabbenhond
- lepelhond
- Mexicaanse wolf
- manenwolf
- newfoundlandwolf
- oostelijke zandvos
- Patagonische vos
- poolvos
- poolwolf
- reuzenwolf
- rode wolf
- Spaanse wolf
- san-joaquinkitvos
- savannevos
- steppevos
- Tibetaanse zandvos
- vos
- vossen
- wasbeerhond
- wilde hond
- witte wolf
- wolf
- zadeljakhals
- zandvos +
Vertalingen
1. Canis lupus dingo, een Australische wilde hond
Gangbaarheid
- Het woord dingo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dingo" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "dingo" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Frans
Uitspraak
Bijvoeglijk naamwoord
dingo
- (spreektaal) gek, maf, getikt, lijp
- «Arletta, je suis dingo de toi!»
- Arletta, ik ben knettergek op jou! [1]
- «Arletta, je suis dingo de toi!»