1. Een coyote in Californië.
  • co·yo·te
enkelvoud meervoud
naamwoord coyote coyotes
verkleinwoord coyotetje coyotetjes

de coyotem

  1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Canis latrans  , een hondachtige die nauw verwant is aan de wolf (Canis lupus  ) en voorkomt in een gebied dat zich uitstrekt van Alaska tot Midden-Amerika
90 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[3]


  • coy·o·te
enkelvoud meervoud
coyote coyotes

coyote

  1. (roofdieren) Canis latrans  , coyote, prairiewolf
  2. (persoon), (misdaad) iemand die mensen illegaal vanuit Mexico over de grens met de Verenigde Staten brengt, mensensmokkelaar


  • co·yo·te
enkelvoud meervoud
coyote coyote

coyote m

  1. (roofdieren) Canis latrans  , coyote, prairiewolf


  • co·yo·te
enkelvoud meervoud
coyote coyotes

coyote m

  1. (roofdieren) Canis latrans  , coyote, prairiewolf
  2. (persoon), (misdaad), (Mexico) iemand die mensen illegaal vanuit Mexico over de grens met de Verenigde Staten brengt, mensensmokkelaar