Een krabbenhond
  • krab·ben·hond
enkelvoud meervoud
naamwoord krabbenhond krabbenhonden
verkleinwoord krabbenhondje krabbenhondjes

de krabbenhondm

  1. (roofdieren) Procyon cancrivorus   roofdier van de savanne van Zuid-Amerika
      De naam van krabben-hond, welke men aan dit dier geeft, heeft hier zynen oorsprong, om dat het zig voornaamlyk met krabben voedt.[1]
    «De krabbenhond wordt ook wel krabbenetende wasbeer genoemd.»
  1. De Buffon, Daubenton
    “De algemeene en byzondere natuurlyke historie, met de beschryving van des konings kabinet. Deel 15” (1773), Schneider, Jean Herman, p. 174