Een krab (Grapsus grapsus) op de Galapagoseilanden op Wikipedia (nl)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krab
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schaaldier’ voor het eerst aangetroffen in 1287 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord krab krabben
verkleinwoord krabje
krabbetje
krabjes
krabbetjes

Zelfstandig naamwoord

de krabv / m

  1. (kreeftachtigen) kreeftachtige die leeft in de nabijheid van water
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
krabben

krab

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krabben
    • Ik krab. 
  2. gebiedende wijs van krabben
    • Krab! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krabben
    • Krab je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen