Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krab·be·kat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord krabbekat krabbekatten
verkleinwoord krabbekatje krabbekatjes

Zelfstandig naamwoord

de krabbekatv / m

  1. (dierkunde) een kat waar men al gauw een kras van krijgt
    • Kijk maar uit, het is een krabbekat waar je zo een haal van krijgt. 
  2. (psychologie) een chagrijnig persoon die met iedereen overhoop ligt
    • Oh, daar heb je die krabbekat ... wegwezen! 
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

40 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be