krabbekat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- krab·be·kat
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van krab ww en kat met het invoegsel -e-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krabbekat | krabbekatten |
verkleinwoord | krabbekatje | krabbekatjes |
Zelfstandig naamwoord
- (dierkunde) een kat waar men al gauw een kras van krijgt
- Kijk maar uit, het is een krabbekat waar je zo een haal van krijgt.
- (psychologie) een chagrijnig persoon die met iedereen overhoop ligt
- Oh, daar heb je die krabbekat ... wegwezen!
Synoniemen
Antoniemen
- [2] vleier
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een kat die gauw krabt
2. een chagrijnig persoon die met iedereen overhoop ligt
Gangbaarheid
- Het woord krabbekat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krabbekat" herkend door:
40 % | van de Nederlanders; |
41 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be