krablot
  • krab·lot
enkelvoud meervoud
naamwoord krablot krabloten
verkleinwoord krablotje krablotjes

het krabloto

  1. (spel) een biljet waarop één of meer gebieden verborgen zijn achter een ondoorzichtige deklaag
     Een man in uitgerafelde kleren stapt de krantenwinkel binnen. "Een krablotje, alstublieft." Drie sterren: "Gewonnen. Rijk! Ik ben rijk." 50.000 euro is het biljet waard. De winkelier neemt de telefoon en tikt een nummer in. Er volgt geen conversatie, enkel vier woorden: "ik heb een winnaar".[1]
18 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron “Centen tellen. "Frauderen is kinderspel"” (26/03/2004), De Standaard
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be