Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·nen·wolf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord manenwolf manenwolven
verkleinwoord manenwolfje manenwolfjes

Zelfstandig naamwoord

de manenwolfm

  1. (roofdieren) Chrysocyon brachyurus  , Zuid-Amerikaanse wilde hondachtige, meer verwant met de vos dan met de wolf
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie