lepelhond
- le·pel·hond
- samenstelling van lepel en hond
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lepelhond | lepelhonden |
verkleinwoord | lepelhondje | lepelhondjes |
de lepelhond m
- (roofdieren) Otocyon megalotis Afrikaanse hondachtige
1. zie: grootoorvos
- Het woord 'lepelhond' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.