fijn
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fijn
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘niet grof, verfijnd, heerlijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | fijn | fijner | fijnst |
verbogen | fijne | fijnere | fijnste |
partitief | fijns | fijners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
fijn
- van geringe dikte
- nauwkeurig en klein
- leuk
- ▸ Het was in dat opzicht opvallend fijn om alleen te zijn en geheel in mijn eigen tempo de dag door te gaan.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. van geringe dikte
3. leuk
Gangbaarheid
- Het woord fijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fijn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "fijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be