Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fijn·hak·ken
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

fijnhakken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fijnhakken
hakte fijn
fijngehakt
zwak -t volledig
  1. overgankelijk in heel kleine stukjes maken met een bijltje
    • Knoflook moet je goed fijnhakken, want dan proef je meer. 

Gangbaarheid