piekfijn
- piek·fijn
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zeer fijn’ voor het eerst aangetroffen in 1873 [1]
- intensief, samenstelling van piek en fijn [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | piekfijn |
verbogen | piekfijne |
partitief | piekfijns |
piekfijn [3]
- zeer fijn, heel goed
- De zusters en broeders van het verpleeghuis geven mijn moeder een piekfijne verzorging.
- De porties, bedoeld om te delen, worden in modern aardewerk opgediend, alles is piekfijn verzorgd en ziet er wonderschoon uit. De loempia’s zijn fijn, zowel in afmeting als vulling, en smaken heerlijk. Ook de eend is sappig gebleven en de hoisinsaus geeft een extra shot smaak mee. De satay kambing is niet van geit maar van lam („Als de slager geen geit heeft, wordt het lam”) en is nog wat rosé, mooi mals en goed pittig. Het vlees dat Amoi serveert is trouwens niet per se halal, maar varkensvlees komt hier niet op tafel. [4]
- gelikt, keurig, paasbest, pico bello, smaakvol, tiptop, onberispelijk, patent, voortreffelijk, volmaakt
- Het woord piekfijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piekfijn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "piekfijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ piekfijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Petra Possel 22 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be