dichten
- dich·ten
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘verzen maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1350 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dichten |
dichtte |
gedicht |
zwak -t | volledig |
dichten
- overgankelijk sluiten van een gat, opening
- - Men probeerde de scheur in de reactor met een speciaal bindmiddel te dichten.
- - Saoedi-Arabië leent 10 miljard dollar (8,8 miljard euro) van een groep internationale banken om zo het gat in de begroting te dichten. De financiën van het koninkrijk staan onder grote druk door de sterk gedaalde olieprijzen. Het is voor het eerst sinds 1991 dat Saoedi-Arabië een staatslening afsluit.[2]
- inergatief een gedicht, verzen maken
- - Hij verbleef geruime tijd in Parijs, waarover hij zo lovend dichtte.
- - „Als je jong bent, ben je nog bezig om de wereld en jezelf te ontdekken, dat is een goede bron voor poëzie. Mijn liefde voor poëzie ontstond op logopedieles, toen ik achttien was. Ik ben opgegroeid met de Bijbel en kende daarnaast enkel kinderboeken. In het kamertje waar ik logopedieles had hingen posters met daarop gedichten afgebeeld. Thuis zocht ik ze op en begon te dichten.”[3]
- afdichten, opdichten, toedichten (2), verdichten
|
1. sluiten van een gat, opening
de dichten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord dicht
- Het woord dichten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dichten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "dichten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ NRC 21 april 2016
- ↑ NRC Lisa Vos 9 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be