clog
enkelvoud | meervoud |
---|---|
clog | clogs |
clog
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to clog |
he/she/it | clogs |
verleden tijd | clogged |
voltooid deelwoord |
clogged |
onvoltooid deelwoord |
clogging |
gebiedende wijs | clog |
clog
- overgankelijk verstoppen [2], doen verstoppen, laten dichtslibben
- overgankelijk belemmeren, hinderen
- overgankelijk in de boeien slaan, kluisteren
- onovergankelijk verstopt raken
- onovergankelijk stollen
clog m